Onberispelijk

Hebr. tamiem = kompleet, gaaf of ta-am, totaal, geheel, Gr. teleios, perfect, gezegd van offerdieren (Ex. 12:5; Lev. 1:10-23; 1 Petr. 1:19) en van onkreukbare mensen zoals Noach (Gen. 6:9), David (2...

Onbesnedene

Voor Joden die de besnijdenis toepassen een vreemde (Ez. 44:9; Hand. 11:3) een ‘heiden’: wie is toch deze onbesneden Filistijn? (1 Sam. 17:26; vgl. Richt. 14:3). Maar eenzelfde afkeurende waardering geldt Joden...

Onbevoegde

Hebr. zaar = vreemde, Gr. allogenès, van een ander soort. In de Israëlitische eredienst is er een scherp onderscheid tussen priesters en Levieten, enerzijds de gewijden en de Israëlieten, anderzijds die de...