Categorie: O woorden

  • Zegt niets over besmettelijkheid of vuil-zijn, maar over het ongeschikt zijn voor de omgang met God of de samenleving. Zij die de tempel bezoeken en offers brengen, moeten ‘rein’ zijn (Num. 8:6 vv; 2 Kron. 20:17; Joh. 11:55). In het bijzonder voor de priesters gelden strikte regels (Lev. 21:1-24; vgl.…

  • Hebr. zaar, buitenstaander, nokri = vreemdeling, de man of vrouw die met omzichtigheid benaderd wordt, buiten de kring der vertrouwden staat, dikwijls: een gevaarlijk mens die gemeden wordt (vgl. Job 19:15; Spr. 2:16; 5:20; Gal. 1:22).