Opgaan doet de zon (Gen. 19:23) en optrekken tegen een vijand doet een leger (Jes. 36:1), maar het werkwoord heeft vooral een bijzondere betekenis gekregen door de verbinding met Jeruzalem en het huis des HEREN. Hoewel beide op bergen zijn gelegen (Jes. 2:3), zijn er wel pelgrims van hogergelegen plaatsen afgedaald en toch ‘opgegaan naar de tempel’ (2 Kon. 19:14; 20:5, 8; Ps. 122:4; Jes. 15:2; 60:3; Jer. 31:6; Matt. 20:17 v; Luc. 18:10). Ook als het doel van het opgaan niet vermeld wordt, weten we wat bedoeld wordt (Deut. 31:11; 1 Kron. 21:18). In de vorige eeuw is het Hebr. woord voor opgaan ‘aliejah’ de naam geworden voor de terugkeer van het joodse volk in de verstrooiing naar het land Israël.
Categorie: O woorden
-
Ontslapen
Gr. koimasthai, zich te ruste leggen, inslapen (Luc. 22:45), in het n.t. herhaaldelijk gebruikt om het sterven aan te duiden (Matt. 27:52; Hand. 7:60; 13:36; 1 Kor. 7:39; 15:6). Deze vergelijking suggereert de gedachte aan opstaan en opstanding (Luc. 8:52, 54 v; vgl. 1 Kor. 15:18, 20). Jezus zegt van de gestorven Lazarus: ‘onze vriend slaapt, en Ik ga daar heen om hem wakker te maken’. En de discipelen merken op: ‘als hij slaapt, dan zal hij gered worden’ (Joh. 11:11 v).
Job daarentegen zegt: zo legt een mens zich neer en staat niet weer op; totdat de hemelen niet meer zijn, ontwaken zij niet (14:12).