Nafthali

Worstelaar, zoon van Jakob en Bilha (Gen. 30:7 v), voorvader van de stam die in n. Israël woonde naast en boven het meer van Gennésaret (Joz. 19:32-39). Zijn deelname aan de strijd...

Nageslacht

Hebr. zera = zaad. Het mannelijk zaad, dat groeit tot een kind, is een aanduiding van nakomelingen, nageslacht geworden (Gen. 3:15; 1 Sam. 1:11; 2:20; Jer. 31:37). Vader en moederleven in hun...

Nahum

Nachoem = getroost, één der profeten van het 12-profetenge-schrift (Nah. 1:1).

Naijver

God waakt met een jaloerse liefde over het verbond met zijn volk dat is als een huwelijksverhouding (Ex. 20:5; 34:14; Deut. 6:14 v). God is een heilig en naijverig God die ontrouw...

Naakt

Gr. gymnos. Vaak betekent naakt het schamel gekleed zijn (Job 22:6; Matt. 25:36; 1 Kor. 4:11), teken van armoede (Job 24:7; Deut. 28:48), de situatie van een pasgeboren kind of van een...

Nain

Liefelijk, stadje in Galilea, even ten zo. van Nazaret, waar Jezus de zoon van een weduwe uit de doodsslaap wekte (Luc. 7:11).