Categorie: K woorden
Kléopas
Grieks: Kleopatros = roem van de vader, éen van de twee Emmaüsgangers (Luc. 24:18).
Kleuren
De kleuren wit, scharlaken, purperrood en purperpaars komen in de aankleding van de tabernakel en de priesterkleding voor, die overigens in hoofdzaak wit was (Ex. 39:1, 22 w; 38:18; 36:37). In Jes....
Knecht
Hebr. ‘ébéd, lijfeigene, ondergeschikte, onderdaan, vazal, krijgsknecht, beambte, minister, allen die een adoon, een heer, meester, hebben. De knechten van een koning zijn vrije mensen van uiteenlopende positie: de soldaat, officier, aanvoerder,...
Knielen
Hebr. hisjtachawa, neerbuigen. Hoewel in de tempel staande werd gebeden en gezongen, de houding van hen die dienstvaardig zijn (2 Kon. 5:11; 2 Kron. 7:6; Ps. 141:2; Luc. 18:11), wordt toch ook...