De geslachtsregisters waren in verband met de afstamming, het bezit van families, de taken en voorrechten van de Levieten en de nakomelingen van het Davidisch koningshuis van grote betekenis (1 Kon. 24:6; Neh. 12:23; Matt. 1).
Ezechiël maakt melding van het boek van het huis van Israël: ‘tot de kring van mijn volk zullen zij niet behoren, in het boek van het huis Israëls niet ingeschreven worden, en in het land Israël niet komen’ (Ez. 13:9; vgl. Jer. 22:30; Ezra 2:62). Deze uitspraak herinnert aan een hemels origineel van deze stamrollen, die als ‘boek van de HEER’ of ‘boek des levens’ (Ex. 32:32 v; Ps. 69:29; vgl. Jes. 4:3; Dan. 12:1) beslissen over dood of leven, de toegang tot het Rijk van God. In het geboorteverhaal van de Christus horen we over de Romeinse ‘inschrijving’ die gold voor het gehele keizerrijk, en een registratie beoogde van onderdanen en bezittingen (met het oog op belastingen, Luc. 2:2; vgl. Hand. 5:37).
Categorie: I woorden
-
Inschrijven
-
Inwijding
Hebr. mille haijad: het vullen van de hand, een aanduiding voor de consecratie van de priester, een ritueel dat ‘geschikt’ maakte voor de dienst in het heiligdom, ook wel ‘heiligen’ genoemd (Ex. 29:35). Een ander Hebr. woord chanoekka, Gr. enkainia, vernieuwing, herinnert aan het feest dat de reiniging en weer in gebruikname van de door de Syriërs besmeurde tempel viert (165 v. Chr. door Judas Makkabeus, vgl. Joh.
10:22, waar het vernieuwingsfeest wordt genoemd). Het Hebr. woord suggereert het begrip ‘gehemelte’. Het was nl. gebruik in het oude oosten het gehemelte van jonggeborenen met dadelsap of olie te bevochtigen, een inwijdingsgebruik. De benaming werd een aanduiding voor inwijding van tempel en altaar of huis (Num. 7:10 vv; 1 Kon. 8:63; 2 Kron. 7:5). Het n.t. spreekt van de inwijding van het verbond of de weg, het tot gelding brengen van een afspraak en een nieuwe leefwijze (Hebr. 9:18; 10:20).