Categorie: F woorden
-
Letterlijk in het Hebreeuws: huis van een vader, de bloedverwanten van de vader, en allen die door een gemeenschappelijke behuizing met elkaar verbonden zijn: zoons, schoondochters, kleinkinderen, knechtem, weduwen, wezen (Gen. 7:1,7; 46:5-8). De familie is een onderdeel van een geslacht, de clan of sippe (Gen. 24:38; Num. 1:20; Jozua…
-
Paleis (Egyptisch), de vorst van Egypte, een titel (2 Kon. 23:29; Jer. 44:30) die ook wel een naam wordt (Ex. 6:11; vgl. koning Faroek).