Biztha


Eigennaam ♂

Betekenis: In de wijnpers – gever van vlees

Een eunuch van Ahasveros

Bijbelverzen:

(Esther 1:10) Op den zevenden dag, toen des konings hart vrolijk was van den wijn, zeide hij tot Mehúman, Biztha, Charbóna, Bigtha en Abagtha, Zethar en Charchas, de zeven kamerlingen, dienende voor het aangezicht van den koning Ahasvéros,