Adam


De schepping van de mens was het werk van God, op de zesde dag, de laatste en kronende daad van de schepping. De naam Adam wordt verondersteld afgeleid te zijn van Adamah, ‘aarde of rode aarde’, in overeenstemming met het feit dat ‘de Here God de mens uit het stof der aarde heeft gevormd’.

Adam verschilde van alle andere wezens, omdat God de levensadem in zijn neusgaten blies, waardoor de hij Godsbesef kreeg en een levende ziel werd (Genesis 2:7). Hij verschilde ook van alle andere wezens omdat hij was gemaakt naar het beeld en de gelijkenis van God: hij was Gods vertegenwoordiger op aarde en aan hem werd heerschappij gegeven over alle andere levende wezens. Hij werd in de hof van Eden geplaatst en kreeg opdracht om die hof te bouwen en te bewaren (Genesis 2:15).

God oordeelde dat het niet goed was voor de mens om alleen te zijn. Daarom bracht Hij Adam in een diepte slaap, nam één van zijn ribben (een deel van zijn lichaam), en ‘bouwde’ hiervan een vrouw. De eerste man en de eerste vrouw zijn beiden naar Gods beeld en gelijkenis gemaakt; de twee zijn een type van Christus en de Gemeente (Efeze 5: 31-32).

Adam en Eva mochten van alle bomen in de tuin eten, behalve van de boom van de kennis van goed en kwaad. Als ze daarvan zouden eten, zouden ze sterven. Eva, verleid door Satan, at toch van die boom; en op haar suggestie, dus niet verleid door de slang, at Adam er ook van. Hun ogen waren meteen geopend, ze wisten dat ze naakt waren en ze verborgen zich voor God. Zij waren overtreders, niet meer onschuldig en ze kregen een geweten en daarmee het besef van hun eigen kwaad en schuld; de zondeval.
De aardbodem werd vervolgens vervloekt omwille van Adam. In moeite en zweet zou hij voortaan van de aardbodem eten (Genesis 3:17-19). God maakte voor Adam en Eva huiden en kleedde hen. Dit is een voorafschaduwing van de noodzaak van een plaatsvervangend offer en de gerechtigheid die alleen tot hen kon komen door de dood. Ze werden uit de tuin verdreven en Cherubijnen met een vlammend zwaard beletten hen opnieuw binnen te gaan, zodat ze niet zouden eten van de boom des levens. Ze zouden voor eeuwig in hun zonde leven.

De overtreding van Adam en de overerving van zijn kwade natuur (erfzonde) heeft geleid tot een zondig nageslacht, dat het oordeel verdient en aan de dood is overgeleverd. Door de overtreding van Adam is de dood in de wereld gekomen. Adam verwekte voor de zondeval nog geen zoon: daarom is de hele mensheid gevallen (Handelingen 17:26; Romeinen 5:18-19; 1 Korinthe 15:22). Adam leefde 930 jaar en verwekte zonen en dochters. Zijn zonen die in de Schrift worden genoemd zijn Kaïn, Habel en Seth.

In tegenstelling tot de eerste mens, Adam, die een levende ziel werd, was de laatste Adam, de Heer Jezus Christus, een levendgevende Geest. De eerste was natuurlijk; de tweede geestelijk. De eerste mens was van de aarde, aards; de tweede Man was uit de hemel (1 Korinthe 15:45-47). Paulus stelt de eerste Adam tegenover de tweede: de Christus. Door de eerste heersen zonde en dood, door de tweede is er uitredding en leven (Rom. 5:12-19).

Adam is ook een stad aan de Jordaan, ‘naast Zaretan’, in de tijd van Jozua (Jozua 3:16).


Betekenis

Mens; rood; rode grond / aarde


Algemeen

Geslacht: man

Periode: ca. 4000 voor Christus.

Hebreeuws: אָדָם

Grieks: Ἀδάμ


Familie

Stam: n.v.t.

Vader: n.v.t.

Moeder: n.v.t.

Broer(s): n.v.t.

Zus(sen): n.v.t.

Gehuwd met: Eva

Kinderen: Kaïn, Habel, Seth


Symboliek

(c) Adam is een type van Christus in de zin dat hij het hoofd was van de menselijke familie en Christus is het hoofd van Gods familie. (Genesis 5:2) Adam was in het eerste deel van zijn leven zondeloos en werd zondig na het eten van de boom van kennis van goed en kwaad. Onze Heer Jezus was zondeloos en volmaakt. Hij nam de vorm van een dienaar aan en werd voor ons tot zonde gemaakt. Door de zonde van Adam werden allen die in Adam zijn zondaars, door de gehoorzaamheid van Christus worden allen die in Christus zijn, rechtvaardig gemaakt (Romeinen 5:18).

(b) Adam was de eerste van het aardse familie en Christus is de eerste van de hemelse familie. Ons lichaam heeft de gedaante van Adam en in de nieuwe schepping zullen we zijn zoals Christus, de laatste Adam. (Romeinen 5:19)


Bijbelverzen

Het woord komt in 27 bijbelverzen voor:

(Genesis 2:19) Want als de HEERE God uit de aarde al het gedierte des velds, en al het gevogelte des hemels gemaakt had, zo bracht Hij die tot Adam, om te zien, hoe hij ze noemen zou; en zo als Adam alle levende ziel noemen zoude, dat zou haar naam zijn.

(Genesis 2:20) Zo had Adam genoemd de namen van al het vee, en van het gevogelte des hemels, en van al het gedierte des velds; maar voor den mens vond hij geen hulpe, [die] als tegen hem over ware.

(Genesis 2:21) Toen deed de HEERE God een diepen slaap op Adam vallen, en hij sliep; en Hij nam een van zijn ribben, en sloot derzelver plaats toe [met] vlees.

(Genesis 2:22) En de HEERE God bouwde de ribbe, die Hij van Adam genomen had, tot een vrouw, en Hij bracht haar tot Adam.

(Genesis 2:23) Toen zeide Adam: Deze is ditmaal been van mijn benen, en vlees van mijn vlees! Men zal haar Manninne heten, omdat zij uit den man genomen is.

(Genesis 2:25) En zij waren beiden naakt, Adam en zijn vrouw; en zij schaamden zich niet.

(Genesis 3:8) En zij hoorden de stem van den HEERE God, wandelende in den hof, aan den wind des daags. Toen verborg zich Adam en zijn vrouw voor het aangezicht van den HEERE God, in het midden van het geboomte des hofs.

(Genesis 3:9) En de HEERE God riep Adam, en zeide tot hem: Waar zijt gij?

(Genesis 3:12) Toen zeide Adam: De vrouw, die Gij bij mij gegeven hebt, die heeft mij van dien boom gegeven, en ik heb gegeten.

(Genesis 3:17) En tot Adam zeide Hij: Dewijl gij geluisterd hebt naar de stem uwer vrouw, en van dien boom gegeten, waarvan Ik u gebood, zeggende: Gij zult daarvan niet eten; zo zij het aardrijk om uwentwil vervloekt; en met smart zult gij daarvan eten al de dagen uws levens.

(Genesis 3:20) Voorts noemde Adam den naam zijner vrouw Heva, omdat zij een moeder aller levenden is.

(Genesis 3:21) En de HEERE God maakte voor Adam en zijn vrouw rokken van vellen, en toog ze hun aan.

(Genesis 4:1) En Adam bekende Heva, zijn huisvrouw, en zij werd zwanger, en baarde Kaïn, en zeide: Ik heb een man van den HEERE verkregen!

(Genesis 4:25) En Adam bekende wederom zijn huisvrouw, en zij baarde een zoon, en zij noemde zijn naam Seth; want God heeft mij, [sprak zij], een ander zaad gezet voor Habel; want Kaïn heeft hem doodgeslagen.

(Genesis 5:3) En Adam leefde honderd en dertig jaren, en gewon [een zoon] naar zijn gelijkenis, naar zijn evenbeeld, en noemde zijn naam Seth.

(Genesis 5:5) Zo waren al de dagen van Adam, die hij leefde, negenhonderd jaren, en dertig jaren; en hij stierf.

(Jozua 3:16) Zo stonden de wateren, die van boven afkwamen; zij rezen op een hoop, zeer verre van de stad Adam af, die ter zijde van Sarthan [ligt]; en die naar de zee des vlakken velds, [te weten] de Zoutzee, afliepen, vergingen, zij werden afgesneden. Toen trok het volk over, tegenover Jericho.

(1 Kronieken 1:1) Adam, Seth, Enos,

(Job 31:33) Zo ik, gelijk Adam, mijn overtredingen bedekt heb, door eigenliefde mijn misdaad verbergende!

(Hoséa 6:7) Maar zij hebben het verbond overtreden als Adam; daar hebben zij trouwelooslijk tegen Mij gehandeld.

(Lukas 3:38) Den [zoon] van Enos, den [zoon] van Seth, den [zoon] van Adam, den [zoon] van God.

(Romeinen 5:14) Maar de dood heeft geheerst van Adam tot Mozes toe, ook over degenen, die niet gezondigd hadden in de gelijkheid der overtreding van Adam, welke een voorbeeld is Desgenen, Die komen zou.

(1 Korinthe 15:22) Want gelijk zij allen in Adam sterven, alzo zullen zij ook in Christus allen levend gemaakt worden.

(1 Korinthe 15:45) Alzo is er ook geschreven: De eerste mens Adam is geworden tot een levende ziel; de laatste Adam tot een levendmakenden Geest.

(1 Timótheüs 2:13) Want Adam is eerst gemaakt, daarna Eva.

(1 Timótheüs 2:14) En Adam is niet verleid geworden; maar de vrouw, verleid zijnde, is in overtreding geweest.

(Judas 1:14) En van dezen heeft ook Enoch, de zevende van Adam, geprofeteerd, zeggende: Ziet, de Heere is gekomen met Zijn vele duizenden heiligen;