Het aangezicht verbergen betekent niet het bedekken van het gezicht, met een mantel bijvoorbeeld, maar het verbergen van de blik der ogen, het afwenden van het gezicht (de blik), het ‘wegkijken’, zodat het contact tussen mensen verbroken wordt (Ex. 3:6; Jes. 50:6; 53:3; 59:2). Wanneer God Zijn blik afwendt vanwege menselijke zonden die Zijn toorn opwekken, is de verbinding met Hem verbroken, staat de mens alleen, gaat hij te gronde (Deut. 31:17; Tob. 13:34; Jes. 8:17; 64:7; Jer. 33:5; Micha 3:4).