Toorn


De toorn van God is het antwoord van de hemelse Rechter op de Zonde van de mensen. Deze openbaart zich in rampspoed en ondergang (Jes. 13:9-12; Ez. 5:13 w; Rom. 1:18 v; Ef. 5:6). Door bekering, door verootmoediging die ook uit offers blijkt, door voorbede kunnen de ongerechtigheden verzoend worden en kunnen God en mensen weer bondgenoten zijn (Ex. 32:11-14; Num. 16:44 w; Joël 2:12-17; Am. 7:1-6). Is hiervan geen sprake, dan is het verbond radicaal verbroken en kan alleen de genade van de Rechter zelf ‘brandende toorn’ wegnemen (Jes. 11:1-10; Jer. 3:11-13; Hos. 2:14-23; 11:8 v). Ook in de evangeliën wordt van de toorn van God getuigd (Matt. 3:7 w; 22:7 v; Luc. 21:22 w; 1 Tess. 2:6). Maar er wordt ook gewezen op de Christus die redt van deze toorn waaraan men is prijsqeqeven als men Hem verwerpt (Joh. 3:36; Rom. 5:8 w; Ef. 5:6-13; Openb 11:18).