Tien


Suggereert evenals het getal zeven de gedachte van de totaliteit. Elkana troost Hanna met de vraag: ben ik je niet meer waard dan tien zonen?, d.w.z. dan alle zonen bij elkaar? (1 Sam. 1:8). Tien dagen of tien jaren zijn een bekende, afgeronde periode, een ‘hele’ tijd (Num. 11:19; Gen. 16:3). De tien plagen in Egypte zijn de volle maat van Gods gerechtigheid, en de tien woorden, de Dekaloog, al Zijn raadgevingen. Tien ponden dat is het volle pond (Luc. 19:13). Ook van geschenken en beloningen geldt dat het 10-voudige het perfecte is (Gen. 45:23; Richt. 17:10; 2 Kon. 5:5). Een synagogedienst is eerst volwaardig als er tien mannen aanwezig zijn, een zgn. minjan. De tien oudsten representeren de gehele burgerij van de stad (Ruth 4:2).