Is het uur van de dieven en de verschrikkingen (Job 24:14; Hoogl. 3:8; Jer. 49:9; 1 Tess. 5:2), maar ook van de slaap, het overdenken, de angst en het verdriet (Job 30:17; Ps. 6:7; 91:5; KI. 1:2). Het is in de stilte van de nacht dat God verschijnt en spreekt met de mensen (Gen. 20:3; 26:24; Richt. 6:25; 1 Kon. 3:5; Hand. 16:9; 18:9). In de nacht wordt het pascha van de uittocht gevierd (Ex. 12:8, 42; Deut. 16:1; Joh. 13:30; 1 Kor. 11:23), in de nacht komt God door de Zoon in de wereld (Luc. 2:8 vv).
In overdrachtelijke zin is de nacht de situatie waarin de wereld verkeert, terwijl uitgezien wordt naar het licht van een nieuwe dag (Jes. 21:11 v; Zach. 14:7; Rom. 13:12; Openb. 22:5).