Reeds in het scheppingsverhaal is het protest hoorbaar tegen de verering van hemellichamen als góden, zoals deze in de Semitische wereld vrijwel algemeen is. De zon en de maan zijn lampen aan het uitspansel en zijn door God gegeven om de wereld te verlichten (Gen. 1:14 vv).
Een waarschuwing maan of sterren niet te aanbidden, schijnt evenwel nodig geweest te zijn (Deut. 4:19; 17:3; Jer. 8:2). De maan is belangrijk voor de bepaling van de tijden der grote feesten en van de maanden.
De dag van de nieuwe maan gold als een feest (Ps. 81:4) dat overigens gemakkelijk kan ontaarden (Jes. 1:13; Hos. 5:7). In profetieën over de eindtijd wordt vaak gewezen op dreigende kosmische verschijnselen en ook veranderingen van de maan (Jes. 24:23; 30:26; Joël 3:15; Matt. 24:29; Hand. 2:20; Openb. 6:12).