Adder
Een dier (slang) dat als erg gevaarlijk wordt gezien omdat het gif kan ‘spuwen’ en met gif kan steken (Spreuken 23:32; Job 20:14-16; Matthéüs 12:34; Handelingen 28:3). In het vrederijk lijkt de adder minder gevaarlijk (Jesaja 11:8).
Gewormte
Een klein kruipend diertje, ongedierte (Deuteronomium 28:42).
Slak
De slak wordt gezien als een onrein kruipend gedierte (Leviticus 11:30; Psalmen 58:9).
Slang
Hoewel de meeste slangensoorten in Israël ongevaarlijk zijn, wordt in de bijbel de giftige het meest vermeld (Genesis 49:17; Spreuken 23:32). Laster en kwaadsprekerij zijn als slangengif (Psalmen 58:5; Psalmen 140:4) en dat herinnert meteen ook aan de kwade tong van de slang in het paradijs (Genesis 3:13 ev.; 2 Korinthe 11:3). Deze slang is de oerleugenaar, de oude duivel (Openbaring 12:9; Openbaring 20:2). Hij leeft ook als zeeslang in het water, de draak die Leviathan wordt genoemd (Jesaja 27:1; Jesaja 51:9; Openbaring 12:15). De slang is in sommige gevallen ook een dier van wijsheid en genezing, zoals bijvoorbeeld de koperen slang van Mozes (Numeri 21:9; 2 Koningen 18:4; vgl. Johannes 3:14).
Worm
De worm wordt gezien als het vretende dier, dat planten, bomen, dieren en mensen aanvreet (Éxodus 16:20; Deuteronomium 28:39; Job 24:20; Jona 4:7; Handelingen 12:23). De worm wordt ook figuurlijk gebruikt voor mensen die weerloos, nietig of verachtelijk zijn (Psalmen 22:7; Jesaja 41:14).