De schutblaadjes en schilfers van het gedorste koren die in vergelijkingen als iets zeer lichts en als waardeloze rommel worden gekenschetst (Job. 21:18; Hos. 13:3; Matt. 3:12). De ‘bergen’ die gedorst worden en de ‘heuvels’ die kaf gelijk worden zijn in overdrachtelijke zin de hindernissen die overwonnen moeten worden (Jes. 41:15).