Plaatsnaam
Betekenis: Huis van God
- Een stad in de buurt van de plaats waar Abraham, op weg naar het zuiden vanuit Sichem, stopte en offers bracht.
Identificatie en beschrijving
Het lag ten westen van Ai (Genesis 12:8) en ten zuiden van Silo (Richteren 21:19). Op ongeveer 18 kilometer van Jeruzalem. Er waren vier bronnen die goed water opleveren. In de oudheid werden deze aangevuld met een reservoir uitgehouwen in de rots ten zuiden van de stad. Het omringende land is somber en kaal, de heuvels worden gekenmerkt door een opeenvolging van steenachtige terrassen.
Het heiligdom
De stad heette oorspronkelijk Luz (Genesis 28:19). Toen Jacob hierheen kwam op weg naar Paddan-Aram, wordt ons verteld dat hij “de plaats” bezocht. ‘s Morgens richtte Jakob de steen die als zijn kussen had gediend “tot een pilaar” op, goot er olie op en noemde de naam van de plaats Bethel, “huis van God. Hierdoor de stad steeds belangrijker. Jacob bezocht de plaats opnieuw bij zijn terugkeer uit Paddan-Aram. Hier stierf Deborah, de voedster van Rebekka die de moeder van Jacob was. Deborah werd begraven onder “de eik”.
Geschiedenis
Bethel was een koninklijke stad van de Kanaänieten. Het schijnt te zijn veroverd door Jozua, en het werd toegewezen aan Benjamin. Het wordt opnieuw genoemd als een kleine stad die, samen met Efraïm, werd ingenomen door Vespasianus toen hij Jeruzalem naderde. - Een stad in Juda die in 1 Samuel 30: 27 Bethel wordt genoemd, in Josua 19:4 Bethul en in 1 Kronieken 4:30 Bethuel. De locatie van de stad in niet bekend
Zie: Beth-Awen
Bijbelverzen:
Genesis 12:8 – Genesis 13:3 – Genesis 28:19 – Genesis 31:13 – Genesis 35:1 – Genesis 35:3 – Genesis 35:6 – Genesis 35:7 – Genesis 35:8 – Genesis 35:15 – Genesis 35:16 – Jozua 7:2 – Jozua 8:9 – Jozua 8:12 – Jozua 8:17 – Jozua 12:9 – Jozua 12:16 – Jozua 16:1 – Jozua 16:2 – Jozua 18:13 – Jozua 18:22 – Richteren 1:22 – Richteren 1:23 – Richteren 4:5 – 1 Samuël 7:16 – 1 Samuël 10:3 – 1 Samuël 13:2 – 1 Samuël 30:27 – 1 Koningen 12:29 – 1 Koningen 12:32 – 1 Koningen 12:33 – 1 Koningen 13:1 – 1 Koningen 13:4 – 1 Koningen 13:10 – 1 Koningen 13:11 – 1 Koningen 13:32 – 2 Koningen 2:2 – 2 Koningen 2:3 – 2 Koningen 2:23 – 2 Koningen 10:29 – 2 Koningen 17:28 – 2 Koningen 23:4 – 2 Koningen 23:15 – 2 Koningen 23:17 – 2 Koningen 23:19 – 1 Kronieken 7:28 – 2 Kronieken 13:19 – Ezra 2:28 – Nehémia 7:32 – Nehémia 11:31 – Jeremía 48:13 – Hoséa 10:15 – Hoséa 12:4 – Amos 3:14 – Amos 4:4 – Amos 5:5 – Amos 5:6 – Amos 7:10 – Amos 7:13