Eigennaam ♂
Betekenis: Zoon van kwelling – zoon van de aandoening
- de zoon van Ahílud
- de zoon van Husai en landvoogd ten tijde van Salomo
- een Netofathiet en vader van Heled.
- een hoofd van het volk
Bijbelverzen:
(1 Koningen 4:12) Báäna, de zoon van Ahílud, had Taänach, en Megiddo, en het ganse Beth-Sean, hetwelk is bij Zartána, beneden van Jizreël, van Beth-Sean aan tot Abel-Mehóla, tot op gene zijde van Jokmeam.
(1 Koningen 4:16) Báäna, de zoon van Husai, was in Aser en in Aloth.
(1 Kronieken 11:30) Máherai, de Netofathiet; Heled, de zoon van Báäna, de Netofathiet;
(Nehémia 10:27) Malluch, Harim, Báäna.