Azázja


Eigennaam ♂

Betekenis: Kracht van de Heer – die de Heer versterkt

  1. Een leviet die de harp bespeelde
  2. Vader van Hosea uit de stam Efraïm
  3. Een opziener van de tempel onder Jehizkía

Bijbelverzen:

(1 Kronieken 15:21) En Mattíthja, en Eliféle, en Miknéja, en Obed-Edom, en Jeíël, en Azázja, met harpen op de Scheminîth, om den toon te versterken.

(1 Kronieken 27:20) Over de kinderen van Efraïm was Hoséa, de zoon van Azázja; over den halven stam van Manasse was Joël, de zoon van Pedája;

(2 Kronieken 31:13) Maar Jehíël, en Azázja, en Nahath, en Asahel, en Jerimôth, en Józabad, en Elíël, en Jismachja, en Mahath, en Benája, waren opzieners, onder de hand van Chonánja en Simeï, zijn broeder; door het bevel van den koning Jehizkía en van Azária, den overste van het huis Gods.