Allerhoogste


Het Hebreeuwse woord ‘elyown/el-yone’ wordt onder andere gebruikt ter aanduiding van de ligging van een stad: ‘bovenste Beth-Hóron’ (Jozua 16:5), of ter aanduiding van de positie van iets, zoals ‘den oppersten korf’ (Genesis 40:17), ‘de hoge poort’ (2 Koningen 15:35), of ‘het bovenste voorhof’ (Jeremia 36:10).
Het woord ‘allerhoogste’ wordt gebruikt met betrekking tot de Heere God: Allerhoogste, Verhevene, Meest verheven. De aanduiding ‘Allerhoogste’ voor God komt ook vaak voor in de poëtische teksten van de Psalmen. ‘Elyown’ is dan dus een dichterlijk woord, gebruikt tot Gods eer.

Melchizédek, koning van Salem, was een priester van de Allerhoogste God (Genesis 14:18) “En Melchizédek, koning van Salem, bracht voort brood en wijn; en hij was een priester des allerhoogsten Gods”.
In Lukas wordt Maria’s kind ‘Zoon van de Allerhoogste’ genoemd:
(Lukas 1:31) “En zie, gij zult bevrucht worden, en een Zoon baren, en zult Zijn naam heten JEZUS. (32) Deze zal groot zijn, en de Zoon des Allerhoogsten genaamd worden; en God, de Heere, zal Hem den troon van Zijn vader David geven.”


Zoekterm

Allerhoogste


Vertalingen

Engels: most high

Duits: höchsten

Hebreeuws: עֶליוֹן

Grieks: ὕψιστος


Betekenis

van Dale

  1. het hoogst van alles of van iedereen
  2. zeer hoog: van het allerhoogste belang

Strong  (via The Word)

H5945 עֶליוֹן `elyown (el-yone’) adj.

  1. an elevation.
  2. (as adjective) lofty.
  3. (comparatively, as title) the Supreme.
    [from H5927]
    KJV: (Most, on) high(-er, -est), upper(-most).
    Root(s): H5927

G5310 ὕψιστος hupsistos (hï ’-psiys-tos) adj.

  1. highest.
  2. (masculine singular) the Supreme (God).
  3. (neuter plural) the heavens.
    [superlative from the base of G5311]
    KJV: most high, highest
    Root(s): G5311

Typologie

Geen duidelijke typologische betekenis bekend.


Bijbelverzen

Het woord ‘Allerhoogste’ komt 31 keer voor in de Bijbel:

(Genesis 14:19) En hij zegende hem, en zeide: Gezegend zij Abram Gode, den Allerhoogste, Die hemel en aarde bezit!

(Genesis 14:20) En gezegend zij de allerhoogste God, Die uw vijanden in uw hand geleverd heeft! En hij gaf hem de tiende van alles.

(Deuteronomium 32:8) Toen de Allerhoogste aan de volken de erfenis uitdeelde, toen Hij Adams kinderen vaneen scheidde, heeft Hij de landpalen der volken gesteld naar het getal der kinderen Israëls.

(2 Samuël 22:14) De HEERE donderde van den hemel, en de Allerhoogste gaf Zijn stem.

(Psalmen 9:2) (9:3) In U zal ik mij verblijden, en van vreugde opspringen; ik zal Uw Naam psalmzingen, o Allerhoogste!

(Psalmen 18:13) (18:14) En de HEERE donderde in den hemel, en de Allerhoogste gaf Zijn stem, hagel en vurige kolen.

(Psalmen 47:2) (47:3) Want de HEERE, de Allerhoogste, is vreselijk, een groot Koning over de ganse aarde.

(Psalmen 50:14) Offert Gode dank, en betaalt den Allerhoogste uw geloften.

(Psalmen 56:2) (56:3) Mijn verspieders zoeken mij den gansen dag op te slokken; want ik heb veel bestrijders, o Allerhoogste!

(Psalmen 57:2) (57:3) Ik zal roepen tot God, den Allerhoogste, tot God, Die het aan mij voleinden zal.

(Psalmen 73:11) Dat zij zeggen: Hoe zou het God weten, en zou er wetenschap zijn bij den Allerhoogste?

(Psalmen 78:17) Nog voeren zij wijders voort tegen Hem te zondigen, verbitterende den Allerhoogste in de dorre wildernis.

(Psalmen 78:35) En gedachten, dat God hun Rotssteen was, en God, de Allerhoogste, hun Verlosser.

(Psalmen 78:56) Maar zij verzochten en verbitterden God, den Allerhoogste, en onderhielden Zijn getuigenissen niet.

(Psalmen 83:18) (83:19) Opdat zij weten, dat Gij alleen met Uw Naam zijt de HEERE, de Allerhoogste over de ganse aarde.

(Psalmen 87:5) En van Sion zal gezegd worden: Die en die is daarin geboren; en de Allerhoogste Zelf zal hen bevestigen.

(Psalmen 91:9) Want Gij, HEERE! zijt mijn Toevlucht! Den Allerhoogste hebt gij gesteld tot uw Vertrek;

(Psalmen 92:1) Een psalm, een lied, op den sabbatdag. (92:2) Het is goed, dat men den HEERE love, en Uw Naam psalmzinge, o Allerhoogste!

(Psalmen 92:8) (92:9) Maar Gij zijt de Allerhoogste in eeuwigheid de HEERE!

(Psalmen 97:9) Want Gij, HEERE! zijt de Allerhoogste over de gehele aarde; Gij zijt zeer hoog verheven boven alle goden.

(Jesaja 14:14) Ik zal boven de hoogten der wolken klimmen, ik zal den Allerhoogste gelijk worden.

(Daniël 4:2) Het behaagt mij te verkondigen de tekenen en wonderen, die de allerhoogste God aan mij gedaan heeft.

(Daniël 4:17) Deze zaak is in het besluit der wachters, en deze begeerte is in het woord der heiligen; opdat de levenden bekennen, dat de Allerhoogste heerschappij heeft over de koninkrijken der mensen, en geeft ze aan wien Hij wil, ja, zet daarover den laagste onder de mensen.

(Daniël 4:25) Te weten, men zal u van de mensen verstoten, en met het gedierte des velds zal uw woning zijn, en men zal u het kruid, als den ossen, te smaken geven; en gij zult van den dauw des hemels nat gemaakt worden, en er zullen zeven tijden over u voorbijgaan, totdat gij bekent, dat de Allerhoogste heerschappij heeft over de koninkrijken der mensen, en geeft ze, wien Hij wil.

(Daniël 4:32) En men zal u van de mensen verstoten, en uw woning zal bij de beesten des velds zijn; men zal u gras te smaken geven, als den ossen, en er zullen zeven tijden over u voorbijgaan, totdat gij bekent, dat de Allerhoogste over de koninkrijken der mensen heerschappij heeft, en dat Hij ze geeft, aan wien Hij wil.

(Daniël 4:34) Ten einde dezer dagen nu, hief ik, Nebukadnézar, mijn ogen op ten hemel, want mijn verstand kwam weer in mij; en ik loofde den Allerhoogste, en ik prees en verheerlijkte den Eeuwiglevende, omdat Zijn heerschappij is een eeuwige heerschappij, en Zijn Koninkrijk is van geslacht tot geslacht;

(Daniël 5:18) Wat u aangaat, o koning! de allerhoogste God heeft uw vader Nebukadnézar het koninkrijk, en grootheid, en eer, en heerlijkheid gegeven;

(Daniël 5:21) En hij werd van de kinderen der mensen verstoten, en zijn hart werd den beesten gelijk gemaakt, en zijn woning was bij de woudezelen; men gaf hem gras te smaken gelijk den ossen; en zijn lichaam werd van den dauw des hemels nat gemaakt, totdat hij bekende, dat God, de Allerhoogste, Heerser is over de koninkrijken der mensen, en over dezelve stelt, wien Hij wil.

(Hoséa 7:16) Zij keren zich, maar niet tot den Allerhoogste, zij zijn als een bedriegelijke boog; hun vorsten vallen door het zwaard; vanwege de gramschap hunner tong; dit is hunlieder bespotting in Egypteland.

(Hoséa 11:7) Want Mijn volk blijft hangen aan de afkering van Mij; zij roepen het wel tot den Allerhoogste, maar niet een verhoogt Hem.

(Handelingen 7:48) Maar de Allerhoogste woont niet in tempelen met handen gemaakt; gelijk de profeet zegt: