Eigennaam ♂
Betekenis: Versiering – sieraad van God – getuige van God
Bijbelverzen:
(1 Kronieken 4:36) En Eljoënai, en Jaäkóba, en Jesóhaja, en Asája, en Adíël, en Jesiméël, en Benája,
(1 Kronieken 9:12) En Adája, de zoon van Jeróham, den zoon van Pashur, den zoon van Malchija; en Massi, de zoon van Adíël, den zoon van Jahzéra, den zoon van Mesullam, den zoon van Mesillémith, den zoon van Immer.
(1 Kronieken 27:25) En over de schatten des konings was Azmáveth, de zoon van Adíël; en over de schatten op het land, in de steden, en in de dorpen, en in de torens, was Jónathan, de zoon van Uzzia.