Abinóam


Eigennaam ♂

Betekenis: Vader van de aangenaamheid – vader van de schoonheid

Bijbelverzen:

(Richteren 4:6) En zij zond heen en riep Barak, den zoon van Abinóam, van Kedes-Nafthali; en zij zeide tot hem: Heeft de HEERE, de God Israëls, niet geboden: Ga heen en trek op den berg Thabor, en neem met u tien duizend man, van de kinderen van Nafthali, en van de kinderen van Zebulon?

(Richteren 4:12) Toen boodschapten zij Sísera, dat Barak, de zoon van Abinóam, op den berg Thabor getogen was.

(Richteren 5:1) Voorts zong Debóra, en Barak, de zoon van Abinóam, ten zelven dage, zeggende:

(Richteren 5:12) Waak op, waak op, Debóra, waak op, waak op, spreek een lied! maak u op, Barak! en leid uw gevangenen gevangen, gij zoon van Abinóam.