Afkeren


(Zich) afkeren – In het verbond tussen God en Israël is er sprake van dat de HEER zich van het volk afwendt (Numeri 14:34; Handelingen 7:42) en omgekeerd het volk van de HEER (Numeri 14:43). Dat laatste is vaker het geval. Israël keert zich af van de HEER en dat is een trouwbreuk (Jozua 22:16; Jeremía 3:19). Het dient andere goden (1 Koningen 9:6). Israëlieten, de afkerige kinderen, worden opgeroepen terug te komen (Jeremía 3:22). Israël had echter de gewoonte om op elke hoge berg en onder elke groene boom ontucht te plegen (Jeremía 3:6; 8:5). Paulus spreekt over het afkeren van het oor van de waarheid en het zich keren naar verdichtsels (2 Timótheüs 4:4; Titus 1:14).

Het terugkomen bij de afgoden vandaan, is bekering (Ezechiël 14:6).


Zoekterm

Afkeren, afkerig, afkerige


Vertalingen

Engels: perverted, backsliding

Duits: abwenden, ableiten

Hebreeuws: שׁוּב

Grieks: ἀποστρέφω


Betekenis

van Dale

afkeren

  1. afwenden
    het hoofd, de ogen, het gezicht afkeren
    – zich afkeren van iem. of iets

    zich ervan afwenden, zodat men ze niet meer aanziet of er niet meer aan deelneemt
    zich van de wereld afkeren
    niet meer met de mensen omgaan
  2. verhinderen te treffen
    synoniem: afweren, afwenden

Strong  (via The Word)

H7725 שׁוּב shuwb (shooɓ) v.

  1. to turn back (not necessarily with the idea of return to the starting point).
  2. (hence) to turn away.
  3. (generally) to retreat.
  4. (often adverbially) again.
    {transitively or intransitively, literally or figuratively}

a primitive root

KJV: ((break, build, circumcise, dig, do anything, do evil, feed, lay down, lie down, lodge, make, rejoice, send, take, weep)) X again, (cause to) answer (+ again), X in any case (wise), X at all, averse, bring (again, back, home again), call (to mind), carry again (back), cease, X certainly, come again (back), X consider, + continually, convert, deliver (again), + deny, draw back, fetch home again, X fro, get (oneself) (back) again, X give (again), go again (back, home), (go) out, hinder, let, (see) more, X needs, be past, X pay, pervert, pull in again, put (again, up again), recall, recompense, recover, refresh, relieve, render (again), requite, rescue, restore, retrieve, (cause to, make to) return, reverse, reward, + say nay, send back, set again, slide back, still, X surely, take back (off), (cause to, make to) turn (again, self again, away, back, back again, backward, from, off), withdraw.

G654 ἀποστρέφω apostrepho (a-po-stre’-fō) v.
to turn away or back.
{literally or figuratively}

KJV: bring again, pervert, turn away (from)
Root(s): G575, G4762



Typologie

Geen duidelijke typologische betekenis bekend.


Bijbelverzen

Het woord afkeren komt in 20 Bijbelverzen voor:

(Numeri 32:15) Wanneer gij van achter Hem u zult afkeren, zo zal Hij wijders voortvaren het te laten in de woestijn; en gij zult al dit volk verderven.

(Jozua 22:29) Het zij verre van ons, dat wij zouden wederspannig zijn tegen den HEERE, of dat wij te dezen dage ons van achter den HEERE afkeren zouden, bouwende een altaar ten brandoffer, ten spijsoffer, of ten slachtoffer, behalve het altaar van den HEERE, onzen God, dat voor Zijn tabernakel is.

(1 Koningen 9:6) [Maar] zo gijlieden u te enen male afkeren zult, gij en uw kinderen, van Mij na [te volgen], en niet houden zult Mijn geboden [en] Mijn inzettingen, die Ik voor uw aangezicht gegeven heb; maar heengaan, en andere goden dienen, en u voor dezelve nederbuigen zult;

(2 Koningen 18:24) Hoe zoudt gij dan het aangezicht van een enigen vorst van de geringste knechten mijns heren afkeren? Maar gij vertrouwt op Egypte, om de wagenen en om de ruiteren.

(2 Kronieken 7:19) Maar zo gijlieden u afkeren zult, en Mijn inzettingen en Mijn geboden, die Ik voor uw aangezicht gegeven heb, verlaten, en henengaan, en andere goden dienen, en u voor die nederbuigen zult;

(2 Kronieken 30:8) Verhardt nu ulieder nek niet, gelijk uw vaderen; geeft den HEERE de hand, en komt tot Zijn heiligdom, hetwelk Hij geheiligd heeft tot in eeuwigheid, en dient den HEERE, uw God; zo zal de hitte Zijns toorns van u afkeren.

(Job 9:13) God zal Zijn toorn niet afkeren; onder Hem worden gebogen de hovaardige helpers.

(Job 11:10) Indien Hij voorbijgaat, opdat Hij overlevere of vergadere, wie zal dan Hem afkeren?

(Job 23:13) Maar is Hij tegen iemand, wie zal dan Hem afkeren? Wat Zijn ziel begeert, dat zal Hij doen.

(Jesaja 28:6) En tot een Geest des oordeels dien, die ten oordeel zit, en tot een sterkte dengenen, die den strijd afkeren tot de poort toe.

(Jesaja 36:9) Hoe zoudt gij dan het aangezicht van een enigen vorst, van de geringste knechten mijns heren, afkeren? Maar gij vertrouwt op Egypte, om de wagenen en om de ruiteren.

(Jeremía 2:24) Zij is een woudezelin, gewend in de woestijn, naar den lust harer ziel schept zij den wind, wie zou haar ontmoeting afkeren? Allen, die haar zoeken, zullen niet moede worden, in haar maand zullen zij haar vinden.

(Jeremía 3:19) Ik zeide wel: Hoe zal Ik u onder de kinderen zetten, en u geven het gewenste land, de sierlijke erfenis van de heirscharen der heidenen? Maar Ik zeide: Gij zult tot Mij roepen: Mijn Vader! en gij zult van achter Mij niet afkeren.

(Jeremía 4:28) Hierom zal de aarde treuren, en de hemel daarboven zwart zijn; omdat Ik het heb gesproken, Ik heb het voorgenomen en het zal Mij niet rouwen, en Ik zal Mij daarvan niet afkeren.

(Jeremía 8:4) Zeg wijders tot hen: Zo zegt de HEERE: Zal men vallen, en niet weder opstaan? Zal men afkeren, en niet wederkeren?

(Jeremía 32:40) En Ik zal een eeuwig verbond met hen maken, dat Ik van achter hen niet zal afkeren, opdat Ik hun weldoe; en Ik zal Mijn vreze in hun hart geven, dat zij niet van Mij afwijken.

(Ezechiël 13:22) Omdat gijlieden het hart des rechtvaardigen [door] valsheid hebt bedroefd gemaakt, daar Ik hem geen smart aangedaan heb; en omdat gij de handen des goddelozen gesterkt hebt, opdat hij zich van zijn bozen weg niet afkeren zou, dat Ik hem in het leven behield;

(Titus 1:14) En zich niet begeven tot Joodse fabelen, en geboden der mensen, die [hen] van de waarheid afkeren.

(Hebreeën 12:25) Ziet toe, dat gij Dien, Die spreekt, niet verwerpt; want indien dezen niet zijn ontvloden, die dengene verwierpen, welke op aarde Goddelijke antwoorden gaf, veelmeer [zullen] wij niet [ontvlieden], zo wij ons van Dien afkeren, Die van de hemelen [is];

(2 Petrus 2:21) Want het ware hun beter, dat zij den weg der gerechtigheid niet gekend hadden, dan dat zij, [dien] gekend hebbende, [weder] afkeren van het heilige gebod, dat hun overgegeven was.

Het woord afkerig komt in 4 Bijbelverzen voor:

(Spreuken 14:14) Die afkerig van hart is, zal van zijn wegen verzadigd worden; maar een goed man van zich zelven.

(Jesaja 47:10) Want gij hebt op uw boosheid vertrouwd; gij hebt gezegd: Niemand ziet mij; uw wijsheid en uw wetenschap heeft u afkerig gemaakt; en gij hebt in uw hart gezegd: Ik ben het, en niemand meer dan ik.

(Jesaja 57:17) Ik was verbolgen over de ongerechtigheid hunner gierigheid, en sloeg hen; Ik verborg Mij, en was verbolgen; evenwel gingen zij afkerig henen in den weg huns harten.

(Lukas 23:14) Gij hebt dezen Mens tot mij gebracht, als een, die het volk afkerig maakt; en ziet, ik heb [Hem] in uw tegenwoordigheid ondervraagd, en heb in dezen Mens geen schuld gevonden, van hetgeen daar gij Hem mede beschuldigt;

Het woord afkerige komt in 4 Bijbelverzen voor:

(Jeremía 3:14) Bekeert u, gij afkerige kinderen! spreekt de HEERE, want Ik heb u getrouwd, en Ik zal u aannemen, een uit een stad, en twee uit een geslacht, en zal u brengen te Sion.

(Jeremía 3:22) Keert weder, gij afkerige kinderen! Ik zal uw afkeringen genezen. Zie, [hier] zijn wij, wij komen tot U, want Gij zijt de HEERE, onze God!

(Jeremía 31:22) Hoe lang zult gij u onttrekken, gij afkerige dochter? Want de HEERE heeft wat nieuws op de aarde geschapen: de vrouw zal den man omvangen.

(Jeremía 49:4) Wat roemt gij op [uw] dalen? Uw dal is weggevloten, gij afkerige dochter! die op haar schatten vertrouwt, [zeggende]: Wie zou tegen mij komen?