Adullam


Een tot Juda behorende stad in de laagvlakte, ongeveer halverwege tussen Bethlehem en Lachis (Jozua 15:33-36). De stad was eens een Kanaänitische koningsstad (Jozua 12:15).

De plaats is vooral bekend door “de grot van Adullam”, waar David uit angst voor koning Saul naar toe vluchtte (1 Samuël 22:1; 2 Samuël 23:13). De ‘Grot van Adullam’ is hierdoor ook een spreekwoordelijke uitdrukking geworden voor een toevlucht in nood.

De stad werd herbouwd of versterkt door Rehabeam (2 Kronieken 11: 7) en werd bewoond door sommigen die terugkwamen uit ballingschap (Nehémia 11:29-30; Micha 1:15).


Zoekterm

Adullam


Vertalingen

Engels: Adullam

Duits: Adullam

Hebreeuws: עֲדֻלָּם

Grieks: nvt


Betekenis

van Dale

Komt niet in de van Dale voor.

Strong

H5725 עֲדֻלָּם `Adullam (ad-ool-lawm’) n/l.
Adullam, a place in Israel.
probably from the passive participle of the same as H5724
KJV: Adullam.
Root(s): H5724


Typologie

(c) Deze grot van David is een afbeelding van de schuilplaats die God aan Zijn volk geeft (1 Samuël 22:1). Het is ‘de geheime plaats van de Allerhoogste’, een stille plaats voor het gebed. Degenen die in nood verkeerden, wanhopig waren en schulden hadden, kwamen daar voor verlichting naar David. Dus ook wij kunnen naar de ‘grot van Adullam’ gaan, in de aanwezigheid van onze Heer, om rust en verlichting te vinden. Vertaald vanuit het Hebreeuws betekent Adullam gerechtigheid van het volk.


Bijbelverzen

Het woord komt in 9 bijbelverzen voor:

(Genesis 38:1) En het geschiedde ten zelven tijde, dat Juda van zijn broederen aftoog, en hij keerde in tot een man van Adullam, wiens naam was Hira.

(Jozua 12:15) De koning van Libna, één; de koning van Adullam, één;

(Jozua 15:35) Jarmuth, en Adullam, Socho en Azéka,

(1 Samuël 22:1) Toen ging David van daar, en ontkwam in de spelonk van Adullam. En zijn broeders hoorden het, en het ganse huis zijns vaders, en kwamen derwaarts tot hem af.

(2 Samuël 23:13) Ook gingen af drie van de dertig hoofden, en kwamen in den oogst tot David, in de spelonk van Adullam; en de hoop der Filistijnen had zich gelegerd in het dal Rafaïm.

(1 Kronieken 11:15) En drie uit de dertig hoofden togen af naar den rotssteen tot David in de spelonk van Adullam; en het leger der Filistijnen had zich gelegerd in het dal Refaïm.

(2 Kronieken 11:7) En Beth-Zur, en Socho, en Adullam,

(Nehémia 11:30) Zanóah, Adullam en haar dorpen, Lachis en haar akkers, Azéka en haar onderhorige plaatsen; en zij legerden zich van Ber-Séba af tot aan het dal Hinnom.

(Micha 1:15) Ik zal u nog een erfgenaam toebrengen, gij inwoneres van Marésa! Hij zal komen tot aan Adullam, tot aan de heerlijkheid Israëls.