Abraham


Abraham heette eerst Abram, wat ‘vader van de verheffing’, of ‘de vader is subliem’ betekent, maar zijn naam werd door God veranderd in Abraham, ‘vader van een menigte der volken’. Door deze naamsverandering maakte God het mogelijk dat de zegeningen niet alleen voor Israël, maar ook voor de heidenen zouden gelden.

Het gezin van Abram woonde in Ur der Chaldeeën en ze dienden daar afgoden (Jozua 24:2).

Abraham kreeg een duidelijke opdracht, een roeping van God. Hij moest niet alleen het land van zijn voorouders verlaten, maar ook zijn familie en zijn vaders huis om naar een land te gaan dat God hem zou wijzen. God zegende hem en zegende iedereen die Abram zou zegenen en iedereen die Abram zou vervloeken, vervloekte God (Genesis 12:1-3). Abram werd de bewaarder van Gods belofte en zegen.

Abraham gehoorzaamde God aanvankelijk slechts gedeeltelijk. Hij verliet Ur en ging wonen in Haran, in Mesopotamië (het Charran uit Handelingen 7:4), maar hij nam wel zijn familie mee en ging Kanaän pas binnen na de dood van zijn vader. Kanaän, het door God beloofde land, dat ook aan het nageslacht van Abram zou worden geven.

Toen brak er hongersnood uit in Kanaän en Abram reisde naar Egypte. Omdat zijn vrouw Sarai aantrekkelijk was, vroeg hij haar zich voor te doen als zijn zuster, omdat hij vreesde dat hij om haar vermoord zou worden. De Egyptenaren waren inderdaad onder de indruk van haar schoonheid en brachten haar bij de farao, maar de Heer beschermde Sarai en berispte de farao omdat hij haar tot vrouw wilde nemen. De farao gaf Abram dieren en slaven als geschenk en stuurde Abram met Sarai en Lot, zijn neef, weg (Genesis 12:10 ev.). Abram was nu zo rijk geworden dat er ruzies ontstonden tussen zijn herders en die van Lot. Abram en Lot besloten uit elkaar te gaan, omdat er te weinig land was voor hun beider vee. Lot ging naar de Jordaanstreek van Sodom en Gomorra in het oosten en Abram ging in de buurt van Hebron wonen.

In Genesis 14 wordt verteld hoe Lot tijdens oorlogshandelingen in zijn woonplaats Sodom gevangen werd genomen, waarop hij bevrijd werd door Abram. Abram overwon de oorlogvoerende koningen, herstelde alles in het land, maar nam geen buit mee. Hij bracht alles terug, ook zijn neef Lot. Hij wilde niet rijk worden door deze buit. Daarvoor werd hij gezegend door Melchizédek, de koning van Salem, de priester van de allerhoogste God, die hem brood en wijn gaf en Abram gaf hem “de tiende van alles.”

Daarna had Abram een visioen, waarin hij met God sprak en Hem vroeg hoe hij er zeker van kon zijn, dat de Heer hem het land voor altijd in bezit zou geven, terwijl hij kinderloos was. God verklaarde dat hij een zoon zou krijgen en dat zijn nageslacht zo talrijk zou zijn als de sterren aan de hemel. Abram geloofde God en dat werd hem tot gerechtigheid gerekend. Abram geloofde dat hij een zoon zou krijgen, maar Sarai raakte op leeftijd en zij stelde voor om een kind bij haar slavin Hagar te verwekken. Daarop werd Ismaël geboren. Ismaël is een type van de wet, het staat namelijk voor de poging van de mens om de zegen door eigen inspanning te verkrijgen.

God sprak tot Abram: “Ik ben de almachtige God. Ik zal mij houden aan het verbond dat ik met je heb gesloten. Ik zal je een rijk nageslacht geven.” Toen Ismaël 13 jaar was en Abraham 99, veranderde God de naam van Abram, wat betekent ‘vader van de verheffing’, of ‘de vader is subliem’, naar Abraham, wat ‘vader van een menigte der volken’ betekent. Om het verbond te bekrachtigen moesten alle mannen zich laten besnijden, wat een beeld is van het niet hebben van vertrouwen in het vlees.

Sarai kreeg ook een andere naam, namelijk Sara, wat prinses betekent, want ze zou een prinses zijn en een zoon krijgen. Abraham was 100 jaar en Sara 90 jaar en Abraham geloofde niet dat hij en Sara nog kinderen konden krijgen. Hij stelde aan God voor om de belofte voor Ismaël te laten zijn. Maar God bleef herhalen dat Sara een zoon zou krijgen. Abraham boog zich diep, maar moest er wel om lachen. God voorspelde dat Sara binnen een jaar een zoon zou baren en Abraham zou hem Izaäk moeten noemen, wat gelach of lachen betekent.

Izaäk wordt geboren en er ontstaat jaloezie tussen Sara en Hagar. Sara wil zeker stellen dat Ismaël niet langer de erfgenaam is en wil dat Abraham de slavin Hagar met zoon Ismaël wegstuurt. Dit typeert het conflict tussen vlees en wet enerzijds (Ismaël) en Geest anderzijds (Izaäk). God gaf Abraham de opdracht om naar Sara te luisteren en beloofde dat Ismaël ook veel nageslacht zou krijgen. Hagar en Ismaël werden weggestuurd met een brood en een zak water. Toen het water op was, dacht Hagar dat Ismaël zou sterven, maar God greep in en uiteindelijk kwamen ze te wonen in de Paran-woestijn.

Izaäk, de zoon van Abaraham en Sara, had de belofte van een rijk nageslacht van God gekregen, maar toch was het God die Abraham de opdracht gaf zijn zoon Izaäk te offerten voor een brandoffer. Abrahams geloof werd op de proef gesteld (Hebreeën 11:17-19). Abraham gehoorzaamde God, maar toen hij op het punt stond om zijn zoon te doden, greep een engel des Heeren in. Het geloof van Abraham was zo groot dat hij geloofde dat God in staat was om zijn zoon Izaäk uit de dood op te wekken. In de geschiedenis van Izaäk wordt de belofte bevestigd aan Abraham dat in zijn nageslacht, alle volkeren van de aarde gezegend zouden worden. Dit wordt vervuld in Christus (Genesis 22:18, Galaten 3:14-18, Galaten 3:29, Romeinen 4:16).

Abraham was nog steeds nomadistisch; hij had geen eigen land of grond, maar was wel heel erg rijk. Bij de dood van Sara had hij dus geen eigen grond om haar te kunnen begraven. Hij kocht de grot van Machpéla van Efron, de zoon van Zohar. Hij wilde de volle prijs ervoor betalen, zodat hij een eigen graf had. Efron wilde de akker met daarin de grot aan Abraham schenken, maar dat wilde Abraham beslist niet. Hij kocht de akker en verkreeg het daardoor in eigendom en hij begroef Sara.

Abraham stierf op 175-jarige leeftijd en werd begraven in zijn graf bij Sara.

Abraham had nog een vrouw, Ketura, waarbij hij 6 zonen verwekte en hij had ook nog bijvrouwen, maar die stuurde hij weg naar het oosten, zodat alleen Izaäk en zijn nageslacht aanspraak konden maken op het beloofde land.

De geschiedenis van Abraham wordt ook wel verdeeld in 3 delen:

  • Genesis 12-14: zijn openbare wandel en zijn getuigenis als door God geroepen.
  • Genesis 15-21: zijn privé- en huiselijke geschiedenis in relatie tot God, ter illustratie van de groei van de ziel.
  • Genesis 22-25: een profetische schets van gebeurtenissen, namelijk het beeld van het offer van Christus; het voor een tijd opzij zetten van Israël; de roep van de bruid; de definitieve zegeningen aan het einde van der dagen.

Betekenis

Vader van vele volken, Vader van een grote menigte.


Algemeen

Geslacht: Man

Periode:  1996-1822 voor Christus

Hebreeuws: אַברָהָם

Grieks: Ἀβραάμ


Familie

Stam: NVT

Vader: Terach

Moeder: Onbekend

Broer(s): Haran en Nachor

Zus(sen): Sara (halfzuster en vrouw)

Gehuwd met:  Sara (halfzuster en vrouw), Hagar, Ketura

Kinderen:

Sara: Isaak

Hagar: Ismaël

Ketura: Zimran, Joksan, Medan, Midjan, Jisbak, Suach


Symboliek

(c) In Genesis 24:2 is Abraham een type van de Vader die zijn dienaar (de Geest) stuurde om een bruid (Rebecca) te krijgen voor zijn zoon Isaac. De dienaar vertegenwoordigt de Heilige Geest, en Izaak vertegenwoordigt de Heer Jezus Christus. Abraham vertegenwoordigt God de Vader. Rebecca vertegenwoordigt de Gemeente. De Heilige Geest klopt aan de deur van het hart, vertelt over de schoonheid, de rijkdom en de glorie van de Zoon van God, en wint zo de vreemdeling en maakt hem bereid zijn oude mens te verlaten om voor en met de Zoon Jezus Christus te leven.

(Genesis 24:2) Zo sprak Abraham tot zijn knecht, den oudste van zijn huis, regerende over alles, wat hij had: Leg toch uw hand onder mijn heup,


Bijbelverzen

Het Abram komt in 50 keer in het OT voor.

Het Abraham komt in 159 keer in het OT voor en 70 keer in het NT voor.