Dit woord staat voor verschillende Hebr. begrippen, waarvan de belangrijkste zijn:
- cheet (chattaat), de misstap, het verkeerd gaan, tegen iemand (Gen.20:9; Richt. 11:27) of God (Richt. 10:10; 2 Sam. 12:13; 1 Kon. 8:33, 36). Het werkwoord betekent eig.:
- de weg missen.
- ‘awoon, het kromme, verdraaide (2 Sam. 22:24; Ps. 18:24).
- pésja’, de rebellie, opstand, tegen de vader (Jes. 1:2), tegen de bestaande orde (1 Kon. 12:19), tegen de Wet (Hos. 8:1).
De oorzaak van de zonde is het kwaad, een macht van leugen en dood waaraan de mens is blootgesteld en waarvoor hij bezwijkt (Gen. 3:1-7).
Zijn verzet en ongehoorzaamheid zijn zo chronisch dat het kwaad als onuitwisbare vlekken op zijn huid zitten (Jer. 13:23). Hij heeft een stenen hart dat ongevoelig is voor de vriendschap en liefde van God (Ez. 11:19; Zach. 7:12). Het woord ‘awoon betekent niet alleen zonde, maar ook schuld. Hij die zondigt, draagt een schuld. Deze moet hij dragen als een last (Gen. 4:13; Jes. 1:4; Ez. 33:10) of als een ziekte die aanvreet en verteert (Jes. 1:6; Jer. 3:22; Hos. 5:13; 6:1). De schuld werkt automatisch als een straf of roept de toorn van God op, die tuchtigt.
In het n.t. wordt de macht van het kwaad en de voorstelling van het ‘stenen’ hart beklemtoond: alle mensen zondigen en zijn schuldig (Rom. 1:18 w; 3:23; Gal. 3:22). ‘Wie van u zonder zonde is, werpe het eerst een steen’ – zegt Jezus (Joh. 8:7). De zonde van de wereld, waarvan de H. Geest overtuigt, is in wezen ongeloof (Joh. 16:8 v). Paulus zegt dat de zonde met Adam in de wereld gekomen is en de mens volledig heeft onderworpen (Rom. 5:12 w, 21; 6:6, 17; 7:14, 17, 20).
In Tenach kunnen zonde en schuld tegenover God door berouw, offer en priesterlijke vrijspraak worden weggedaan, althans indien zij onopzettelijk waren (Lev. 4:2, 20, 31; Num. 15:24 w; Ps. 19:13). Men zal zich met zijn ‘broeder’ moeten verzoenen (Matt. 5:24) en zich door de Messias Jezus met God laten Verzoenen (2 Kor. 5:20).