Zanger


Zangkoren in en buiten de tempel laten zich horen (Neh. 12:28 w; 1 Kron. 15:16 w). Zangers en zangeressen hoorden bij het paleispersoneel (2 Sam. 19:35; Pred. 2:8). Bepaalde families van de Levietenstam musiceerden en zongen in de tempelliturgie (1 Kon. 10:12; 1 Kron. 6:32 v; 16:16 w), mannen en vrouwen (Neh. 7:67). Zij woonden in aparte dorpen (Neh. 12:29). Lofzangen, responsies, waren psalmen of gedeelten ervan (1 Kron. 16:4-36).