Zak


Hebr. sag, Gr. sakkos, het rouwgewaad —> rouw (Luc. 10:13), een soort lendedoek.
Er is dikwijls sprake van de water- of wijn-zak, een binnenstebuiten gekeerde geiten-huid (Gen. 21:14, 19; Job 32:19; Matt. 9:17).