Is letterlijk het bedekken en dus ontkrachten, onschadelijk maken van ongerechtigheid. God is altijd degene die (door de priester Lev. 4:20; 16:20, door een verzoeningsritueel, Lev. 16, de grote verzoendag, door het woord, 2 Kor. 5:19; Joh. 15:3) verzoent, d.w.z. zondaars, ook het heiligdom en heilige voorwerpen (die ‘verontreinigd’ zijn) geschikt maakt voor de omgang met Hem en de dienst aan Hem (Ps. 65:4 v; Jes. 6:7 v). Vreemden en vijanden worden vrienden en broeders. Het Evangelie vertelt dat Jezus door Zijn bloedstorting en offerande een verzoening is geworden voor al onze zonden (Rom. 5:10 v; 1 Joh. 2:2). Door Hem zijn wij geen vreemdelingen of bijwoners meer, maar ‘medeburgers’ der heiligen en ‘huisgenoten’ van God. Door Hem hebben jood en heiden beiden in één Geest toegang tot de Vader (Ef. 2:18 v). God was door de Christus de wereld met zichzelf verzoenende (2 Kor. 5:19). Hiervan te getuigen is de bediening der verzoening (2 Kor. 5:18).