Is voor de gelovige geen hinderlijk struikelblok, maar een begerenswaardige gave (1 Kon. 4:29; Dan. 1:17). De Spreukendichter houdt niet op te zeggen dat men zijn verstand moet gebruiken (7:4; 9:6; 16:16 etc.; vgl. Matt. 24:45; 1 Kor. 14:19 v). In de samenvatting van wet en profeten lezen wij dat wij God zullen liefhebben ook met ons verstand (Matt. 22:37; vgl. Rom. 10:2). Niettemin zijn er mensen, die hun verstand op een verkeerde manier gebruiken. Zij ontdekken niet waarover het gaat in het leven en het Evangelie (Matt. 11:25; 1 Kor. 1:9). Ons verstand moet ‘geopend’ worden (Luc. 24:45) of ‘verlicht’ (Ef. 1:18, SV).