Verbond


Hebr. beriet, Gr. diathéké, is niet een verdrag of overeenkomst tussen 2 partijen. Een beriet wordt gegeven, bevolen, vastgesteld. Het gaat dan om verplichtingen, die worden opgelegd, beschikkingen die worden getroffen, geboden die worden gegeven (Deut. 4:13; Richt. 2:20; Ps. 111:9; Jes. 24:5). Het ‘verbond’ van de Sinaï (Ex. 24) is in wezen het noemen van verordeningen voor het volk. Een plechtige beschikking kan ook vooral een zelf-verplichting zijn (bv. om mensen te sparen, te beschermen, te verrijken) zodat men zou kunnen spreken van toezegging en belofte (Joz. 9:15; 1 Sam. 11:1; Deut. 7:2). De Mozaïsche beriet behoort tot het verplichtende, het gebodstype, de Abraham- en Davidberiet hebben het beloftenkarakter (Gen. 15:7; Gal. 3:17; 2 Sam. 23:5; vgl. 2 Sam. 7).
Na de ondergang van Jeruzalem, als de beschikkingen zijn vergeten (de beriet is verbroken), spreken de profeten van nieuwe toezeggingen, zelfverlichtingen van de HEER: in de toekomst het scheppen van vrede voor het volk, de gave van één hart en één weg (Jes. 54:9 v; 61:8; Jer. 24:7; 3 1:31 w; Ex. 34:25). Dit karakter heeft ook het ‘messiaanse verbond’, de beschikking die Jezus treft door Zijn ‘bloed’, Zijn vrijwillige offerdood, nl. het vergeven van zonden (Matt. 26:29; vgl. Jes. 27:9; Jer. 31:33; Rom. 11:27).