Het getal dat het buitengewone signaleert, datgene wat buiten de normale dagelijkse orde valt, bijv. het leven en trekken door de woestijn (Deut. 8:4; 1 Kon. 19:8; Ps. 95:10; Matt. 4:2), het staan op de berg, in de ontmoeting met God (Ex. 24:18; Deut. 10:10), de verkenningstocht der verspieders door het beloofde land (Num. 13:25), de periode van het onder een doem liggende Ninevé (Jon. 3:4) en die van een verdronken wereld (Gen. 7:4, 12, 17). De jonge moeder leeft veertig dagen in afzondering (Lev. 12:1 en 4) en vorsten, die wel geen góden zijn, maar toch als godszonen op een uitzonderlijke plaats staan, zijn veertig jaar koning (2 Sam. 5:4; 1 Kon. 11:42; 2 Kon. 12:1; Hand. 13:21; vgl. 1 Sam. 4:18) en Jezus, de opgestane HEER, die nog niet ten hemel is gevaren, vertoonde zich in die merkwaardige tussentijd, gedurende veertig dagen aan Zijn discipelen (Hand. 1:2).