Vasten


Gedeeltelijk of geheel afzien van eten en drinken, als boetedoening (Jona 3:5), als rouwbetoon (2 Sam. 1:12; Zach. 8:19), als intensivering van het gebed (Joël 1:14; 2:12; Neh. 1:4; Hand. 13:3; 14:23).
Jezus vastte gedurende 40 dagen (Matt. 4:2). In het bijzonder is de Grote Verzoendag een tijd van vasten (Lev. 16:29 w; Hand. 27:9). De profeten waarschuwden tegen een demonstratief, uiterlijk vertoon (Zach. 7:5; Jes. 58:3-9; vgl. Luc. 18:12). Het vasten mag een verootmoediging zijn, een concentratie op het Woord en de dienst van God (Matt. 6:16; 9:15; Hand. 13:13; 14:23).