Jezus drijft boze geesten uit mensen. Hij geneest gestoorde, geesteszieke mensen, Hij drijft de kwade demon uit, zodat een bezetene weer mens is, ‘gekleed en goed bij zijn verstand’ (Mare. 5:15). Uitbanners-praktijken werden druk beoefend (Matt. 7:22; Mare. 9:38; Hand. 19:13 w), en ook gewantrouwd als een duivelswerk (Matt. 12:24). Maar Jezus genas door ‘de vinger van God’, d.i. door de kracht en de Geest van de HEER (Luc. 11:20). Ook de discipelen hebben demonen uitgedreven (Matt. 10:1; Mare. 6:13; 16:17).