Twee


Gr. duo, het getal dat verdubbeling en versterking betekent en ook de tweeledigheid. Jozef zegt dat de 2 dromen van de Farao eigenlijk 1 droom zijn en dat door herhaling hiervan de zaak bij God vaststaat (Gen. 41:32). De herhaling wijst op nadrukkelijkheid en bevestiging. Seconderen, de tweede zijn, betekent helpen, een versterking zijn. Namen worden 2x genoemd: Samuel, Samuel; Saul, Saul; Jeruzalem, Jeruzalem. Door 2 onveranderlijke dingen hebben wij een krachtige aansporing (Hebr. 6:18). Als er brood wordt aangeboden zijn dat 2 broden, wijn: dat zijn 2 kruiken (1 Sam, 10:4), dagelijks worden 2 lammeren geofferd (Ex. 29:38). De haan kraaide 2x (Mare. 14:72). Op het getuigenis van 2 of 3 getuigen staat een zaak vast (Deut. 19:15).
Maar naast de gedachte van bevestiging wordt in het getal 2 ook de onderscheiding benadrukt. Scheppen is scheiding maken: de ene mens is 2: man én vrouw (Gen. 1:28), er is licht én duisternis, dag en nacht, aarde en hemel, zee en land, rein en onrein: alles is 2-voudig, het een tegenover het andere (Sirach 42:24). In de gelijkenissen van Jezus gaat het over 2 zonen, 2 bidders, over de herder en de huurling, het zaad en het onkruid (Luc. 15:11 w; 18:10; Matt. 13:24 w; Joh. 10:12). De 2 wijst dus ook op tegenstelling en strijd. Men zal dus niet op 2 gedachten hinken (1 Kon. 18:21), op 2 wegen gaan (Ps. 1), geen 2 heren dienen (Matt. 6:24).