Teken


Het Kaïnsteken is een tatoeëring op het voorhoofd, het merkteken van de stam der Kenieten; het veldteken wijst naar een bepaalde stam of legergroep (Num. 2:2). Heel vaak is het teken een gebeurtenis die spreekt van Gods macht en de waarheid van het profetenwoord onderstreept (Ex. 3:12; Deut. 13:1 v; 1 Sam. 2:34; Joh. 2:18), hetzij in het verleden (Joz. 4:6), of in de toekomst (Jes. 19:20; 66:19).
Vaak wordt over de tekenen en wonderen in Egypte gesproken (Deut. 4:34; 6:22; Ps. 78:43; Jer. 32:20 etc.): dat zijn de bevrijdende daden van God die het heil in de geschiedenis binnenbrengen. Zo zijn ook de besnijdenis, het paasverhaal, de geloofsbelijdenis, de prediking, de sjabbat, de tekenen die de werkelijkheid van het verbond ontsluiten (Ex. 13:9; Deut. 6:8; 11:18; Gen. 17:11; Ez. 20:12). Door het teken wordt de orde van Gods Koninkrijk zichtbaar (-> boog, Gen. 9:12 v).
Dat gebeurt ook in de genezingen en het bevrijdend werk van Jezus, als Hij water in wijn verandert (Joh. 2:11), brood vermenigvuldigt (Joh. 6:14), blinden het gezicht geeft, kreupelen doet lopen, armen het Evangelie verkondigt (Matt. 11:5). Ook de prediking der apostelen wordt door tekenen bevestigd (Mare. 16:20). Er wordt voorts gesproken over de ‘tekenen der tijden’, gebeurtenissen die verwijzen naar de eindtijd (Matt. 24:3 w, 30; Luc. 21:11).
Maar in het bijzonder is het teken van Gods Koninkrijk Jezus zelf in Zijn Jona-ervaring, Zijn dood en opstanding (Matt. 12:39; 16:4).
Overigens is het zien en verstaan van tekenen geen eenvoudige zaak ‘verstaat gij nog niet en begrijpt gij niet?’ (Mare. 8:17). Ook valse profeten en duivelen laten ‘tekenen’ gebeuren (Jes. 44:25; Matt. 24:24; Openb. 13:13; 16:14).