Hebr. lasjoon = tong, sapha = lip, Gr. gloossa = tong, dialektos = gesprek of phonè = geluid, stem. Dat de taal als een goddelijke gave moet worden beschouwd, is de mening van de Aramese vertaler van Gen. 2:7 als hij aan het bericht dat de HEER Adam de levensadem inblies en deze dus een levend wezen werd, toevoegt: ‘begiftigd met het woord’. Uit het verhaal van de torenbouw van Babel (Gen. 11) blijkt, dat het spreken van eenzelfde taal voorwaarde is voor het elkaar verstaan, een goede verstandhouding, samengaan.
David was een voortreffelijk leider doordat hij niet alleen goed kon vechten en mooi was, maar ook ‘wel ter tale’ (1 Sam. 16:18). Vaak wordt in de bijbel over volken én talen gesproken (Jes. 66:18; Dan. 3:4; 7:14; Openb. 5:9). Wat een menigte tot volk maakt is vooral de taal (vgl. Gen. 10:5;
11:1). Volken die een andere taal spreken, zijn vreemden, zonder begrip, onberekenbaar (Jer. 5:15 v; Jes. 33:19). Vijanden zijn zij die geen woorden voor elkaar hebben, die niet een ‘dialect’, d.i. gesprek, hebben.
Taal is daarom niet alleen een formeel, ethnologisch gegeven, een techniek van de tong en de keel, maar ook een geestelijke activiteit. Er wordt lasterlijke, overmoedige, verderfelijke taal gesproken, in de eigen en toch vreemde taal, omdat zij niet past bij het volk van God (Ps. 52:6; Jer. 48:30; Luc. 22:65). Deze taal kenmerkt een ander soort mensen, een ander ‘volk’: listigen (Job 15:5), opstandelingen (KI. 3:62), schimpers (Ps. 44:17). Zo is het omgekeerd ook mogelijk, dat mensen van verschillende volken en talen toch dezelfde taal spreken, door de Geest, en elkaar verstaan (Hand. 2:6). In Egypte zijn er proselieten jodengenoot in 5 steden, die toetraden tot de joodse gemeente en de ‘tale Kanaans’ spreken, het Hebreeuws, de taal van de bijbel en de cultus (Jes. 19:18). Dat geldt ook van de 10 mannen uit volken van allerlei taal, die vast-grijpen de slip van een jood en zeggen: wij willen met u gaan, want wij hebben verstaan dat God met u is (Zach. 8:23). Er is ook een taal, zonder woorden, die uitgaat tot het einde der wereld (Ps. 19:5).