Dezelfde Hebreeuwse en Griekse woorden voor schriftgeleerde duiden ook een secretaris, een schrijver aan. Hij was een belangrijke figuur, meestal een hoge ambtenaar aan het hof (2 Sam. 8:17; 20:25; 2 Kon. 18:18; Jer. 36:10). Hij had toezicht op de koninklijke correspondentie en was mét de kanselier werkzaam aan annalen en archieven. Daarnaast was hij verantwoordelijk voor de schatkist (2 Kon. 12:10; 22:3) en de bevoorrading van paleis en leger (Jes. 10:1; 33:18: Jer. 52:25). De schrijver droeg zijn schrijfkoker mee aan zijn gordel (Ez. 9:2).