Schoen


Grieks: sandalion. Sandaal, een houten of meest leren zool, die door riemen aan de voet werd bevestigd (Ex. 12:11; Joz. 9:44; Jes. 5:27; Joh. 1:27). Bij het betreden van een huis, van heilige grond, werden de schoenen afgedaan (Ex. 3:5; Joz. 5:15; Mare. 1:7) meestal door een slaaf (vgl. Mare. 1:7). Het betreden van land kan in bezitname betekenen. Daarom is het werpen van een schoen op Edom (Ps. 60:10) een symbolische annexatie. Het uittrekken van de schoen duidt op ruil van bezit (Ruth 4:7 v), of afstand ervan (Deut. 25:8 v).