Aar. Het woord dat de Efraïmieten als sibbólet uitspraken en daardoor kenbaar werden als vijanden der Gileadieten (Richt. 12:6). Het woord krijgt daardoor de betekenis van wachtwoord.
Aar. Het woord dat de Efraïmieten als sibbólet uitspraken en daardoor kenbaar werden als vijanden der Gileadieten (Richt. 12:6). Het woord krijgt daardoor de betekenis van wachtwoord.