Scheuren


Van kleren, geschiedde als teken van rouw of ontsteltenis (Gen. 37:29; 2 Sam. 3:31; 13:19; 2 Kon. 11:14; Matt. 26:65). Welke voorstelling achter dit gebruik zit, moet maar geraden worden. Misschien moeten we denken aan de samenhang van een mens en zijn lijfgoed (1 Sam. 18:4), en is het ‘scheuren’ een verwijzing naar verwonding of ‘naaktheid’.
Een andere scheuring, Gr. schisma, is de verdeeldheid in de chr. gemeente. In 1 Kor. 11:17 vv is er sprake van meningsverschillen in Korinthe. Of deze de vorm van afsplitsing hebben gekregen is niet duidelijk. Ze dienden vlgs. Paulus ook als testcase (vs. 19). Maar hij veroordeelt deze ‘scheuringen’ toch sterk (1 Kor. 1:10; 12:25).