De ruimte in het paleis (1 Kon. 7:51; 2 Kon. 20:13) of in de tempel (2 Kon. 12:18; Joh. 8:20) waar de koninklijke (onder toezicht van de schatmeester Ezra 1:8; Neh. 13:13; Dan. 3:2 v) of kerkelijke schatten werden bewaard. Er waren tijden dat deze ongehoord talrijk waren (1 Kon. 10:14 w; 14:25 v; Jes. 39:2). In het n. deel van de vrouwenvoorhof in de 2e tempel bij de schatkamer stonden offerkisten waarin mensen hun gaven wierpen (Mare. 12:41 w; Luc. 21:1; Matt. 27:6). In oude tijden sprak men ook dichterlijk over de schatkamers van Gods hemels paleis waaruit regen, hagel, sneeuw en storm tevoorschijn kwamen (Deut. 28:12; Job 38:22; Ps. 33:7; 135:7).