Eer en waardigheid zijn erg belangrijk voor mensen in de Bijbel. Het beschaamd en te schande worden is een welhaast onoverkomelijke ramp (Jes. 41:11; Jer. 2:26).
In de eerste plaats heeft schaamte betrekking op de seksualiteit. Geslachtsdelen heten ‘schaamte’: deze zullen niet ontbloot worden, maar bedekt en verhuld (Gen. 3:7; 21; 9:22; Deut. 25:11 vv). Het accepteren van heidense gewoonten wordt in overdrachtelijke zin ‘naaktheid’ genoemd.
Men heeft zich ontdaan van het beschermende kleed van Israëls inzettingen en gebruiken (Ez. 16:8; vgl. Openb. 3:17 v). ‘Komt tot inkeer, gij schaamteloos volk’ (Sef. 2:1).
Daarnaast zijn mensen ook beschaamd die in het gericht worden veroordeeld, tegenover hun omgeving hun gezicht verliezen (2 Kon. 19:26; Ps. 36:26; 71:1; Luc.13:17; Rom. 6:21; 1 Petr. 3:16). Maar al is de Christus aan het ‘schandhout’ gestorven, voor zijn evangelie behoeft men zich niet te schamen (Rom. 1:16; Fil. 1:20; 1 Petr. 4:16).
Wie zich verlaat op de verachte fundamentsteen zal in het gericht niet beschaamd worden, niet ‘afgaan’ (Rom. 9:33; 1 Petr. 2:6). Evenmin zal dan de HEER gehoond kunnen worden om Zijn volgelingen (Mark. 8:38; Hebr. 2:11; 11:16).