Werd 7 dagen (1 Sam. 31:13), of 30 en zelfs 70 dagen (Deut. 34:8; Gen. 50:3) in acht genomen. Men weende en vastte, sloeg zich op heup en borst, legde aarde op het hoofd (2 Sam. 1:12) scheurde zijn kleed in en ging in een ‘zak’ (NBG: rouwgewaad) gekleed (2 Sam. 3:31; Jes. 22:12; Luc. 10:13). Scheren, zich kerven, zich verminken als rouwgebruiken werden verboden (Deut. 14:1; Lev. 19:27 v; 21:5). Profeten zagen de ondergang van hun volk en rouwden symbolisch (Am. 5:1 v; Mi. 1:8 vv; Jer. 9:1; Ez. 19:1 vv).