Rijkdom


Is in de bijbel doorgaans een teken van Goddelijke zegen (Gen. 13:25; 49:25; Deut. 28: 1-14; 1 Kon. 10:14-22). De rijken moeten alleen niet vertrouwen op hun bezit (dat altijd onzeker is) maar ‘op God, die ons alles rijkelijk ten gebruike geeft om wèl te doen’ (1 Tim. 6:17). Evenwel: rijkdom kan ook onrechtmatig verworven zijn, of hebzuchtig vastgehouden, waarom rijken scherp bekritiseerd worden (Am. 8:4-6; Jes. 5:23; Luc. 12:16 w; 16:23; Jak. 5:1-6). Aardse bezittingen kunnen ons ketenen aan de bestaande toestand en de verwachting doven (Matt. 19:23 v; Mark.4:19; 10:25). En echte rijkdom zijn: godsvrucht en wijsheid (Ps. 19:11; Spr. 8:18 vv) en de gave van geestelijke goederen in God en Christus (Rom. 8:32; 2 Kor. 8:9; Fil. 4:19).