Het werkwoord tsadaq betekent gemeenschapsgetrouw, heilzaam zijn. In het algemeen kunnen we ons derhalve de rechtvaardige, over wie in vele nuances gesproken wordt, voorstellen als iemand die anderen en de samenleving niet beschadigt, maar integendeel een zegen is voor hen. De aanwezigheid van enkele rechtvaardigen zou het behoud van Sodom hebben betekend (Gen. 19). Het gebed van een rechtvaardige vermag veel (Jak. 5:16).
Als God rechtvaardig wordt genoemd, blijkt dat niet in tegenspraak te zijn met Zijn genade of barmhartigheid (Hij is barmhartig, maar ook rechtvaardig, of omgekeerd), maar daaraan verwant te zijn: Hij is trouw aan Zijn beloften, hij doet wat Hij heeft toegezegd, Hij schendt Zijn verbond niet (Neh. 9:8; Ps. 116:5). In Ezech. 18 vinden we een portret van de rechtvaardige: hij mijdt afgoderij, overspel, onderdrukking, roof, hij geeft de hongerigen te eten, kleedt de naakten, leent renteloos uit, is eerlijk, houdt zich aan de regels van het verbond, handelt naar recht en gerechtigheid -zo iemand is rechtvaardig (Ez. 18:5-10).
In de bijbel worden Abel, Noach, de Spruit Davids, Zacharias en Elisabet, Johannes de Doper, Simeon, Jozef, Cornelius, Lot rechtvaardig genoemd (tevens goed, heilig, vroom).
In het oordeel van de Zoon des Mensen beërven de rechtvaardigen het Koninkrijk: zij hebben hongerigen gespijzigd, dorstigen gedrenkt, vreemden gehuisvest, naakten gekleed, zieken en gevangenen bezocht (Matt. 25:31-46; vgl. Ez. 18). De vraag echter: of er wel rechtvaardigen zijn, komen we ook tegen (Job. 25:4; Ps. 143:2; vgl. Rom. 3:10; Gal. 3:11). Er zijn in ieder geval ook schijn-rechtvaardigen (Matt. 23:28). Jezus heet, zoals de Knecht des HEREN in Jes. 53 (vs. 11) de rechtvaardige (Hand. 3:14; 7:52; 1 Joh. 2:1). De Knecht is daarom de rechtvaardige, omdat hij velen rechtvaardig maakt (Jes. 53:11).