Rechter


Hij was in vroeger tijd de oudste, die recht sprak in de poort (Deut. 21:2; Ruth 4:1-12; 1 Kon.21:8 vv). Wanneer over priesters als rechters wordt gesproken, zullen zij vooral in kwesties van rein en onrein, deelname aan de cultus en dergelijke aangelegenheden bevoegdheid hebben gehad (Deut. 21:5; Hagg. 2:11-13; Zach. 7:3; 2 Kron. 19:4-11). In bepaalde gevallen trad de koning zelf als rechter op (2 Sam. 12:1-6; 14:4-11; 1 Kon. 3:16-28; 2 Kon. 8:1-6).
In Jeruzalem staan de zetels ten gerichte, de zetels van het huis van David (Ps. 122:5). Maar de hoogste rechter is God, de rechter van de wereld (Gen. 18:25; Ps. 7:12; Jer. 11:20). Op Hem wordt in de messiaanse geschriften gewezen als degene die toornt over de zonden (Matt. 3:7; Joh. 3:18; Rom. 1:18; Jak. 4:12). Maar het is de Zoon die de veroordeling opheft en zondaren rechtvaardigt (Joh. 3:17; Rom. 5:9; 1 Tess. 1:10), zo zelfs dat de gemeente hem als rechter ziet bij het laatste oordeel (Hand. 10:42; Rom. 8:34; 2 Kor. 5:10; 2 Tim. 4:8; Openb. 5:5).