(= Potifar) priester van On, schoonvader van Jozef (Gen. 41:45; 46:20). Pottenbakker – Hebr. jootseer, Gr. kerameus, snijdt een stuk met de voeten geknede klei of Leem af en gaat dit met behulp van de draaischijf boetseren (Job. 33:6; Jer. 18:3). Daarna bakt hij het voorwerp in de oven (5w. 27:5). De macht en de creativiteit van de pottenbakker dienen als beeld voor de souvereiniteit van God (Jes. 29:16; 45:9; 64:8; Rom.9:21).