De af te sluiten toegang van een stad, paleis of tempel (Gen. 19:1; 2 Kon. 11:19; 1 Kron. 9:23). Meestal was er een pleintje bij de stadspoort. Veel van het openbare leven speelde zich hier af. Als er ‘gezeten’ wordt, rechtgesproken, gehandeld in de poort, stelle men zich zulk een druk poortmarktje voor (Deut. 21:19; 2 Kon. 7:1; Ruth 4:1,10; Ps. 69:13; Spr. 31:31; Jes. 29:21; Zach. 8:16). De profeet verkondigt er zijn boodschap, de leraar onderricht er zijn discipelen. (Jer. 17:19; Spr. 1:21; 8:3; vgl. Hand. 14:13). De Schone Poort in de tweede tempel scheidde de voorhoven van de heidenen en van de Israëlieten (Hand. 3:2, 10). Men zegt niet dat een vreemdeling binnen de muren van een stad woont, maar ‘binnen zijn poorten’ d.w.z. hij is binnengegaan in de samenleving en maakt er deel van uit (Deut. 14:21; 16:14). De woorden, die in het kokertje, de mezoeza, aan deurposten van een huis en de poorten van de stad worden gehecht, zullen het leven in het huis en de stad beïnvloeden (Deut. 6:9). Zo kan de poort aanduiding zijn van de tempel of de stad zelf. Als Jezus zegt: ‘de poorten der hel zullen de gemeente niet overweldigen’ (Matt. 16:18; vgl. Ps. 9:14; Job. 38:17; Jes. 38:10) dan bedoelt Hij dat alle onderwereldfiguren bij elkaar de kerk nog niet kunnen vernietigen. Hij merkt ook op dat de toegang tot het Koninkrijk van God en het eeuwigheidsleven nauw is en dat Hijzelf de deur is naar het leven (Matt. 7:13 v; Joh. 10:7, 9). In verband met de roep: ‘ontsluit mij de poorten der gerechtigheid (Ps. 118:19 v) wordt gesproken over een (tempel) – poort – liturgie. Bij de poorten wordt de tempelganger naar zijn ‘gerechtigheid’ gevraagd (Ps. 15, 24; Jes. 26:1 w); daarom heten die poorten: ‘poorten der gerechtigheid’. God komt dan Zelf met Zijn uitspraken (bij de poort-des-HEREN). Wie door de poort binnengaat is opgenomen in de sfeer van gerechtigheid (vgl. Jer. 31:23).P