Planten


Zie ook: Boom en Plant

Betreft in overdrachtelijke zin mensen (die herhaaldelijk met bomen worden vergeleken, Ps. 1:3; 92:14; Matt. 7:17). God plant en doet een volksgroep groeien (Ex. 15:17; Num. 24:6; Ps. 80:9; Jes. 5:2, 7; 61:3). Het woord is als een plant, die gezet wordt in het leven van de gelovige of de gemeente (1 Kor. 3:6-9; 9:7; Jak. 1:21). De doop is een inplanting (van de gedoopte) in het lichaam van Christus (of de tuin des HEREN, Rom. 6:5; vgl. Gen. 2:8). De gedoopte is een ‘nieuw geplante’ (1 Tim. 3:6; NBG: pas bekeerde).